top of page

Blackbird

Licht schijnt zacht door de kier van mijn deur en verlicht mijn kamer. Opgerold in mijn deken luister ik naar de klanken die naar binnen stromen. Ik hoor ze, maar ik voel ze ook van binnen. Ze staan ergens voor, worden uitgedragen door de man die daar op de gang zit. Elke snaar met precisie aangeraakt totdat er een klank ontstaat die een verhaal vertelt. Ik keer naar binnen en voel hoe beelden zich vormen die bij de muziek passen, zonder dat ik daar controle over heb.


Ik zie een man in een huis, zittend in een hoek, ineengedoken, schouders opgetrokken, hij maakt zich klein. Het huis is donkerblauw van binnen, verschillende tinten onderscheiden de meubels van de muren. Er is zojuist iets gebeurd wat zorgt voor een trieste sfeer, het is voelbaar. Alsof nevelen mist zich door elke kier bewegen. De man is mijn vader, maar dan zoveel jonger, toch ziet hij er hetzelfde uit. De muziek verandert. In de kamer ernaast ligt mijn oom, in een rare hoek op zijn zij. Een klein plasje bloed, net als in de film, ligt onder zijn hoofd. Hij ademt zwaar zijn arm beschermend om zijn hoofd. Door de hal heen zie ik de keuken, het lijkt alsof er een vuurtje brand. Ik voel een zwaar gevoel in mijn maag, daar moet ik niet heen. Mijn vader is opgestaan en helpt zijn broer overeind, drukt een handdoek tegen zijn hoofd. Hij fluistert: ‘je weet dat je niet tegen hem in moet gaan, waarom provoceer je hem toch altijd?’. Mijn oom tilt zijn hoofd op en kijkt mijn vader aan. Tot mijn verbazing zie ik geen woede: ‘als ik niets zeg dan wint hij. Ik laat me horen, al is hij het er niet mee eens’.


Het beeld verandert plotseling. Ik zie mijn oom en vader samen in een stoffig lokaaltje waar het warm is. De zon dringt door de ramen heen en speelt met het licht op de rookwolken die door de muzikanten worden uitgeademd. Het geluid zwelt aan. Mijn oom zingt in een microfoon, mijn vader speelt gitaar, ze vullen elkaar aan zoals alleen broers dat kunnen doen. Zij weten wanneer de ander inzet, hebben geen woorden nodig om te vertellen wat de bedoeling is. Ze lachen en spelen Blackbird in de namiddag zon.


De deur gaat open en brengt ons in een andere wereld. Deze wereld is leeg en wij zweven in de lucht. Mijn vader zweeft langs me richting een lichtpuntje, ergens in de verte. Mijn oom blijft hangen. Hij kijkt vermoeid en somber om zich heen en weet niet welke kant hij op moet. Hij schreeuwt: ‘Broer! Laat me hier niet achter. Ik ben niet alleen! Ik ben niet alleen… ‘ Zijn stem sterft weg, zijn ogen wijd opengesperd. Onzichtbare handen trekken aan hem, hij spartelt in de lucht en verzet zich totdat hij niet meer kan. Hij laat het gebeuren en geeft zich over. De handen krijgen armen, de armen zitten vast aan een romp, met daaronder benen die zich uitstrekken tot voeten. Drie wezens voeren hem mee, de duisternis in.


Ik zie ze weer, samen staan ze zij aan zij tegenover een gezicht waar je ooit een mens in zag. Hij leeft nog maar een beetje, onzichtbaar schuldig. Hij gaat sterven, zij weten het alle drie. Er wordt geen woord gesproken in de kamer. Uit zijn mond, neus en oren, sijpelt angst voor de dood, angst voor wat er gaat komen. De twee broers draaien zich om en lopen gearmd weg, vergeving niet gegeven, de kans daarvoor bewust gemist.


Ik lig in mijn bed, en kijk naar het licht, wat zacht schijnt. Mijn vader is bijna klaar, er is een suspense. In zijn spel klinkt door wat hij niet heeft vergeven, niet is vergeten en wat hij bij zich draagt in zijn hoofd en naast zijn hart. Soms is het zwaar, het heeft hem gevormd. Het verandert en weerhoudt hem soms om te doen wat het leven van hem verwacht. Scherven laat hij los, pinnen zich vast in mij en mijn zus. Maar ik weet nu hoe het was, en vergeef hem wel, terwijl hij Blackbird speelt in de nacht.

Recente blogposts

Alles weergeven

Carrousel

Terwijl ik het zweet van de inspanningen van deze morgen van mij afspoel hoor ik geklop aan de deur. ‘Sesaat Silahkhan’, roep ik, wacht even. Gehaast trek ik wat kleding aan, druppels zweet mengen zic

Dennis

Agonist John is nog nooit op een boot geweest en al helemaal niet op een eiland. Een plek omringd door water, vloeibaar, zout, vis. Niets voor hem. Voordat hij van de boot stapt aarzelt hij, kijkt naa

Eva

Help! Nee! Ik stik! Iets heeft zich om mijn hoofd heen gewikkeld. Steeds vaster draait het om mijn hoofd en nek en ik krijg geen lucht. Met mijn handen probeer ik het vast te pakken en weg te trekken

bottom of page